Een kenmerk waarmee de geleerden zich onderscheiden van de onwetende mensen is de voorzichtigheid en gematigdheid die zij betrachten in hun uitspraken en oordelen, en in het bijzonder uitspraken van Takfier[1]. Zij zijn niet roekeloos en onbezonnen als het aankomt op het veroordelen en beoordelen van mensen, zoals een groot deel van de jongeren van tegenwoordig.
Imam ash-Shawkaanie zei in zijn boek al-Badr ut–Taaliʿ:
“Allah heeft mij niet als aanbidding opgelegd dat ik mensen verketter die volgens hun uiterlijk tot de moslims behoren. En zelfs al zouden wij uitgaan van datgene wat zij in hun boeken hebben geschreven en aan de hand waarvan iemand als ongelovige kan worden gezien, dan nog rest de vraag of de schrijver op een later tijdstip niet teruggekomen is op zijn woorden en berouw heeft getoond.”
Ook zei imam adh-Dhahabie in zijn boek Siyar Aʿlaam un-Noebalaa’:
“Ik las een zin van al-Ashʿarie die mij bekoorde en waarvan vaststaat dat hij deze heeft gezegd (…) Zaahir Ibnoe Ahmad as-Sarkhasiy vertelde dat toen Aboel-Hassan al- Ashʿarie op het punt stond om te sterven in mijn huis, hij mij bij zich riep en zei: “Ik wil dat jij getuigt van het feit dat ik niemand van de moslims tot ongelovige verklaar, want zij wijzen allemaal naar dezelfde Aanbedene (Allah). Het verschil tussen hen is slechts een verschil in bewoording.” Na het aanhalen van deze woorden zei imam adh-Dhahabie: “En dat is ook wat ik geloof.”
Imam Ibnoe Taymiyah zei:
“Ik ben, zoals bekend is bij degenen die met mij hebben gezeten, één van de degenen die het meest afraadt om een specifieke persoon toe te schrijven aan ongeloof, verdorvenheid of zonde. Behalve als bekend is dat het religieuze bewijs tegen hem is geleverd waarvan de tegenstrever soms als ongelovige, verdorvene of zondaar wordt gezien. Ik getuig dat Allah de fouten die (iemand behorende tot) deze (moslim)gemeenschap maakt vergeeft. Dit slaat zowel op (fouten die betrekking hebben op) zaken aangaande uitspraken als op handelingen. De vrome voorgangers verschilden met elkaar over veel van deze zaken, maar niemand van hen betichtte de ander van ongeloof, verdorvenheid of zonde.”
(Madjmoeʿ ul-Fataawa; boekdeel 3, blz. 211.)
Iemand waarvan vaststaat dat hij moslim is, kan niet van zijn Islam worden beroofd omdat er slechts getwijfeld wordt aan zijn persoon, sommige van zijn daden, zijn intentie of omdat er zonder verificatie iets aan hem wordt toegeschreven. Iemands geloof afpakken gebeurt alleen op basis van zekerheid, vaststelling van bewijs en uitblijven van elk mogelijk excuus. Imam Ibnu Taymiyah zei: “
De waarheid hieromtrent is dat een uitspraak als ongeloof kan worden bestempeld, met als gevolg dat degene die deze uitspraak doet in algemeenheid als ongelovige wordt gezien (…) Maar als het gaat om een specifiek iemand die deze uitspraak doet, dan mag hij niet worden verketterd totdat het bewijs tegen hem is geleverd waaruit duidelijk blijkt dat hij ongelovige is.”
(Madjmoeʿ ul-Fataawa; boekdeel 23, blz. 345.)
Imam Ibnu Taymiyah beschouwde het zich haasten tot het verketteren van moslims als een kenmerk van de mensen van Bidʿah (d.w.z. religieuze innovatie). Hij zei:
“Tot de slechte kenmerken van de mensen van Bidʿah is dat zij elkaar verketteren. En tot de mooie eigenschappen van de mensen van kennis is dat zij elkaars fouten weergeven zonder elkaar te verketteren.” Ook zei hij: “De mensen van kennis en van de Soennah verketteren niet degenen die met hen van mening verschillen, zelfs niet als de tegenpartij hen verkettert. Want iemand tot ongelovige verklaren is een religieus oordeel wat niet gebruikt mag worden om het gelijke met het gelijke te vergelden. Zoals het ook niet toegestaan is voor jou om te liegen over iemand die over jou heeft gelogen of ontucht te plegen met iemands vrouw omdat hij met jouw vrouw ontucht heeft gepleegd. Want liegen en ontucht zijn verboden zaken die betrekking hebben op de Rechten van Allah. Ook het verketteren van iemand is een Recht van Allah en mag dus alleen worden toegepast op degene die door Allah en Zijn Boodschapper is verketterd.”
Tot slot, iets wat vaak wordt vergeten is dat het verketteren van personen slechts weggelegd is voor islamitische rechters en grote moslimgeleerden die bevoegd zijn om zulke uitspraken te doen. Alleen zij zijn in staat om een oordeel hierover te vellen. Wie geen onderdeel is van dit selecte groepje, moet zich niet met dit soort zaken bemoeien. Hij moet zich bezig houden met zichzelf en niet met anderen. Anders loopt hij het gevaar een zware zonde te begaan waarvoor hij aansprakelijk wordt gesteld op de Dag des Oordeels.
[1] Takfier is binnen de Islam het verklaren van een moslim of een groep moslims tot Kaafir (ongelovige).
Sheikh Ilyas el Yousfi