In zijn geheel vormt dit een zorgwekkende tendens die niet alleen de eenheid en diversiteit binnen de gemeenschap bedreigt, maar ook de toegang tot waardevolle en genuanceerde kennis belemmert en de Shari’ah van Allah ondermijnt. In zaken van legitiem meningsverschil onder de geleerden van Ahl us-Soennah bestaat er altijd een kans dat de andere mening dichter bij de waarheid ligt. Door deze verschillende opvattingen uit te sluiten, verarmt niet alleen het intellectuele debat, maar neemt ook het risico toe dat de gemeenschap zich verwijdert van de ware begrip en bedoeling van de islamitische wetgeving.
Een leerzaam dialoog tussen een vragensteller en mij over verjaardagen
Hierbij wil ik een gesprek met jullie delen tussen een vragensteller en mijzelf. In dit gesprek geef ik antwoord en benader de kwestie binnen de bredere context van de islamitische jurisprudentie.
Vragensteller: Waarom heb je die …. (een islamitische docent) niet berispt omdat hij het vieren van verjaardagen niet als haram beschouwt? Is het niet duidelijk dat het haram is omdat het lijkt op de gewoonten van de niet-moslims?
Ik: Ben je er zeker van dat elke vorm van imitatie van niet-moslims verboden is?
Vragensteller: Ja, dat is algemeen bekend, toch?
Ik: Eigenlijk niet. Onder de geleerden bestaat consensus dat niet elke vorm van imitatie verboden is. Veel geleerden hebben duidelijk gemaakt dat bepaalde vormen van imitatie toegestaan zijn, omdat ze voortkomen uit gemeenschappelijke menselijke aspecten die alle mensen delen. Imam Al-Shafi’i verwoordde dit heel treffend: “We zijn niet verboden om niet-moslims in alles na te bootsen, want we eten immers wat zij eten.” Het verbod geldt alleen voor zaken die specifiek zijn voor hun religieuze rituelen of gewoonten. Als iets zijn religieuze betekenis verliest, valt het onder het algemene principe van wat toegestaan is.
Vragensteller: Bestaan er dan vormen van imitatie die niet verboden zijn?
Ik: Zeker. De gedachte dat elke vorm van imitatie verboden is, is een misvatting, vooral bij mensen zonder diepgaande kennis. In de islamitische jurisprudentie wordt erkend dat imitatie van niet-moslims verschillende juridische implicaties kan hebben. Het kan bijvoorbeeld leiden tot kufr (ongeloof), haram (verboden) zijn, makruh (afkeurenswaardig) zijn, khilaf al-awla (minder wenselijk) zijn, of zelfs mubah (toegestaan) zijn.
Vragensteller: Kun je dat uitleggen?
Ik: Natuurlijk. Kijk, imitatie kan kufr (ongeloof) zijn als iemand bewust religieuze symbolen of rituelen van niet-moslims overneemt om hun religie te eren of te geloven in de waarheid ervan. Stel dat iemand bijvoorbeeld een kruis draagt met de intentie om het christendom te eren.
Sheikh al-Islam ad-Dardir al-Maliki zei hierover:
“Wat bedoeld wordt, is de kleding die specifiek is voor de niet-moslims, als men het draagt uit liefde (voor hun geloof) ervoor en neiging naar hun mensen. Maar als men het draagt voor amusement, dan is het haram, maar geen ongeloof.”
(Al-Sharh al-Kabir, 4/301).
De maliki schriftgeleerde al-ImamAl-Dasuqi voegde daaraan toe in zijn kanttekening op het boek van ad-Dardir :
“Dit betreft kleding die specifiek is voor niet-moslims, zoals de hoed van de christenen en de puntmuts van de joden. Het wordt als verboden beschouwd wanneer iemand deze kleding draagt uit liefde (voor hun geloof) en neiging naar hun mensen (omdat ze niet-moslim zijn). Dit geldt ongeacht of men naar hun gebedshuizen gaat of niet, of of het nu in moslimlanden is of in hun eigen land. Het wordt echter pas als ongeloof beschouwd als men deze kleding draagt met een liefdevolle intentie voor hun religie.”
(Hashiyat al-Dasuqi, 18/289).
Ibn Hajar al-Haytami ash-Shafi’i zegt:
“Als men dit doet met de intentie om hen na te bootsen in hun symbolen van ongeloof, dan is dit zonder twijfel ongeloof. Maar als men hen nabootst in hun feesten, zonder de intentie van ongeloof, dan is het geen ongeloof, maar wel een zonde. En als men helemaal geen intentie heeft om hen na te bootsen, dan is het geen zonde.”
(Al-Fatawa al-Kubra al-Fiqhiyya, 4/238).
Vragensteller: Dus het kan haram (verboden) zijn zonder dat het kufr (ongeloof) is?
Ik: Precies. Imitatie is haram als iemand iets doet dat geassocieerd wordt met de religieuze rituelen van niet-moslims, zonder dat hij hun geloof overneemt. Dit leidt niet tot kufr, maar is nog steeds verboden. Denk bijvoorbeeld aan deelname aan niet-islamitische religieuze feesten zoals pasen, kerst, divali, hanukkah etc.. Of bidden tijdens de tijden die de Profeet (vrede zij met hem) als ongepast beschouwde, omdat deze tijden overeenkomen met de gebedstijden van de Magiërs, of het kopen van een kerstboom tijdens kerst.
In de eerste en tweede categorie moet het een symbool zijn dat specifiek verbonden is met de religieuze rituelen van niet-moslims, waarbij duidelijk is dat het doorgaans wordt uitgevoerd met een religieuze of rituele intentie.
Vragensteller: En wat is dan makruh (afgeraden) ?
Ik: Dit geldt voor gedragingen die geen directe religieuze betekenis hebben, maar die beter vermeden kunnen worden omdat ze geassocieerd worden met niet-moslims. Bijvoorbeeld, het is overgeleverd dat de Profeet (vrede zij met hem) het bidden met de handen op de heupen afkeurde, omdat dit een gewoonte was van de joden.
- De meerderheid van de geleerden heeft het afkeuren van het continu vasten (wiṣāl) bevestigd, wat betekent dat men twee dagen of meer vast zonder tussen de dagen door te eten. Dit oordeel is gebaseerd op de overlevering van Bashir (moge Allah tevreden met hem zijn), waarin hij zei: “De Profeet ﷺ verbood het continu vasten en zei: ‘Dit is wat de christenen doen, maar jullie moeten vasten zoals Allah jullie heeft opgedragen.'” (Musnad Ahmad).
Het is echter ook bevestigd dat de Profeet ﷺ zelf het continu vasten deed. In Sahih al-Bukhari wordt overgeleverd dat hij ﷺ zei: “Vast niet zonder te onderbreken.” De metgezellen vroegen hem: “Maar U doet dat toch?” Hij ﷺ antwoordde: “Ik ben niet zoals jullie. Ik word gevoed en gelaafd door mijn Heer.” (Sahih al-Bukhari).
- Ibn Hajar vermeldde in zijn boek “Fath al-Bari”, een uitleg van Sahih al-Bukhari, dat sommige van de vroege geleerden (salaf) het dragen van de “burnus” (een kapmantel) afkeurden omdat het een kledingstuk van de monniken was. Imam Malik werd hierover gevraagd en antwoordde:
“Er is niets mis mee.” Er werd opgemerkt: “Maar het is een kledingstuk van de christenen.” Hij antwoordde: “Het werd hier gedragen.”
Abdullah ibn Abi Bakr zei: “Er was niemand onder de reciteerders (Qur’an-lezers) die niet een burnus bezat.“
Hieruit blijkt dat de salaf zelf van mening verschilden over bepaalde vormen van imiteren van niet-moslims. Sommigen keurden het af, terwijl anderen het toestonden.
Wat verboden is, is dat een moslim bewust de niet-moslims imiteert in wat specifiek voor hen is, met de intentie zich met hen te identificeren en zijn eigen identiteit op te geven.
Vragensteller: En wat betekent khilaf al-awla?
Ik: Khilaf al-awla betekent minder wenselijk. Dit zijn situaties waarin de Profeet (vrede zij met hem) bepaalde gedragingen heeft afgeraden om zich te onderscheiden van niet-moslims, zonder dat er een direct verbod op rust. Bijvoorbeeld, het vasten tijdens Ramadan op een manier die vergelijkbaar is met de gewoonten van joden en christenen. Het is aanbevolen om zich juist te onderscheiden door bijvoorbeeld het sahur (vroeg ontbijt) niet uit te stellen.
Uit overleveringen van Abu Huraira en Aisha (moge Allah tevreden met hen zijn) weten we dat de Profeet (vrede zij met hem) het afkeurde dat iemand bidt met zijn handen op zijn heupen, omdat dit iets was wat de joden deden (Bukhari, Muslim).
Vragensteller: En mubah?
Ik: Mubah betekent dat iets toegestaan is. Veel alledaagse zaken, zoals kleding of gewoonten die ooit specifiek waren voor niet-moslims, maar nu door iedereen worden gedragen, vallen onder deze categorie. Bijvoorbeeld, de ’taylasan’ (Talliet) (טַלִּית) een kledingstuk dat oorspronkelijk door de joden werd gedragen, werd later door iedereen gedragen en verloor daarmee zijn specifieke religieuze betekenis. Zoals de geleerden opmerkten:
“De taylasan is nu geen symbool van de joden meer, en het valt nu binnen het bereik van het toegestane.”
(Haashiyat El-Begermy ash-Shafi’i)
En het is bekend uit de Sierah van onze geliefde profeet ﷺ en de boeken van Hadith dat hij soms een Romeinse mantel droeg, en dat hij een tuniek ontving als geschenk van de keizer van het Oost-Romeinse Rijk, die hij vervolgens droeg (Ahmad en Abu Dawud). Hij droeg ook een tulband, een kledingstuk dat destijds ook door de heidenen op het Arabisch schiereiland werd gedragen, en hij droeg een lange mantel (qaba) die bekend was bij de Perzen. De Profeet ﷺ droeg ook een rood Jemenitisch gewaad bestaande uit twee kledingstukken: een izaar (omslagdoek voor het onderlichaam) en een ridaa’ (omslagdoek voor het bovenlichaam), beide geweven met rode en zwarte strepen. Daarnaast kocht hij ﷺ ook broeken en droeg hij wat voorhanden was, mits het kledingstuk aan de voorwaarde voldeed dat het bedekkend was.
Wanneer het haar van de Profeet ﷺ langer werd, bijvoorbeeld tijdens een reis of om een andere reden, vlocht hij het in vier vlechten, zoals de gewoonte was onder de Arabieren. Hij kamde zijn haar naar achteren, verdeelde het in lokken en vlechtte deze vervolgens tot vier vlechten. Deze zaken vallen allemaal onder العادات gewoontes en niet onder العبادات religieuze handelingen.
Vragensteller: Dus hoe zit het dan met verjaardagen?
Ik: Verjaardagen behoren tot de categorie van gewoonten (‘aadat), niet tot religieuze rituelen. Daarom vallen ze in principe onder de categorie van het toegestane, tenzij er andere factoren zijn die dit zouden veranderen. Sommige geleerden wijzen verjaardagen af om de islamitische identiteit te beschermen en te voorkomen dat moslims zich assimileren met niet-islamitische culturen. Dit gebeurt om de unieke kenmerken van de islamitische gemeenschap te behouden.
Dit is een belangrijke mentaliteit in het leven van een moslim, maar het maakt een eenvoudige herdenking zoals een verjaardag niet automatisch haram.
Als de herdenking van je geboortedag beperkt blijft tot het uiten van dankbaarheid aan Allah voor het leven en gunsten dat Hij heeft gegeven, zonder overdadige festiviteiten of praktijken die tegen de islamitische waarden ingaan, dan zien meerdere geleerden er geen probleem in.
Vragensteller: Dus je verdedigt het vieren van verjaardagen?
Ik: Niet per se. Wat ik uitleg, is hoe men kwesties moet begrijpen binnen de bredere context van de islamitische jurisprudentie, om de kwestie vanuit een wetenschappelijk en fiqh-perspectief te verduidelijken. Persoonlijk vier ik geen verjaardagen en leer ik mijn kinderen dit ook niet te doen. Niet omdat het verboden is, maar omdat het niet tot onze gebruiken behoort. Als iemand zijn kind op die dag een cadeau geeft of samen een uitstapje naar het park organiseert, veroordeel ik dat niet. Echter, vanuit een opvoedkundig oogpunt raad ik aan te voorkomen dat kinderen aan deze gewoonte gehecht raken en het elk jaar als een vaste verplichting gaan zien, het gaan opeisen, en teleurgesteld of boos worden als er niets wordt georganiseerd.
Vragensteller: Maar sommige geleerden zeggen dat moslims slechts twee religieuze feesten hebben. Hoe zit dat dan?
Ik: Dat klopt, maar een verjaardag is geen religieus feest. Het is een persoonlijke gebeurtenis zonder religieuze betekenis. Het is belangrijk om onderscheid te maken tussen de naam die we aan iets geven en de werkelijke aard ervan. We moeten oordelen op basis van de inhoud, niet alleen op basis van termen. Als er echter tijdens de viering van een verjaardag sprake is van bepaalde zaken die te maken hebben met bijgeloof, dan wordt het zeker verboden.
Vragensteller: Is het dan fout om te zeggen dat verjaardagen haram zijn?
Ik: Er zijn zeker hedendaagse geleerden die het haram verklaren, en het is geen probleem om hun mening te volgen. Het probleem ontstaat echter wanneer men hun mening als de enige geldige beschouwt en hard optreedt tegen degenen die er anders over denken, hen veroordeelt of zelfs criminaliseert. Dit beperkt het gesprek en legt anderen een enge visie op. Sommigen gaan zelfs zo ver in Nederland dat ze het niet vieren van een verjaardag als een van de fundamenten van de islam beschouwen!
Hij zei: Maar kijk naar wat er tegenwoordig gebeurt tijdens verjaardagen—zoals gemengde bijeenkomsten en muziek. Zou het dan niet beter zijn om het gewoon haram te noemen en daarmee af te sluiten?
Ik antwoordde: Zaken worden niet per definitie verboden alleen omdat sommigen tijdens het uitvoeren ervan in zonden vervallen. Het is beter om die specifieke zonden aan te pakken. Laat me dit verduidelijken met een voorbeeld: een feestmaal ter ere van een huwelijk is in principe aanbevolen. Maar zoals je weet, zijn de meeste bruiloften tegenwoordig vol met verboden zaken, zoals ongepaste gemengde bijeenkomsten. Moeten we dan het huwelijksfeest als concept zelf verbieden, of moeten we waarschuwen tegen de verboden aspecten?
Hij: Het bestaan van meningsverschil is toch geen bewijs dat iets toegestaan gezien mag worden.
Ik: Inderdaad. Maar het is wel een bewijs dat je als Muqallid of beginner je mond dicht moet houden.
Imam Ibn Taymiyah zegt:
“Wie slechts de uitspraak en het bewijs van één geleerde kent en niet die van anderen, is één van de leken. Hij behoort dus niet tot de geleerden die Tardjieh (kunnen) verrichten en meningen bediscussiëren.”
(Madjmoeʿ ul-Fataawa)
De methode van Ahlu Sunnah wal Djama’ah in kwesties waar erkend meningsverschil bestaat onder de mensen van kennis is bekend, zoals Imam Soefyaan ath-Thawrie heeft gezegd:
“Wanneer jij iemand iets ziet doen waar meningsverschil over bestaat, terwijl jij een andere mening volgt, keur dan zijn daad niet af.”
(al-Faqih wal Mutafaqqih 2/69)
Hij: Dus ik mag ze niet hierop aanspreken als ze andere mening volgen dan ik?
Ik: Precies, de grote Maliki schriftgeleerde Abu Sa’id ibn Lub al-Maliki, de Mufti van Granada, (783H) zei:
“Wanneer mensen handelen op basis van de uitspraken van bepaalde geleerden, is het niet gepast om hen hiervoor te veroordelen.”
(Sunan al-Muhtadin:62)
Hij zei: Maar veel mensen zullen misschien niet overtuigd zijn door deze details en uitleg.
Ik antwoordde: Het is niet mijn taak om iedereen te overtuigen. Mijn verantwoordelijkheid is om je het juridische oordeel over te brengen en je de kwestie uit te leggen volgens de regels van de vier soennitische Fiqh-wetscholen.