Vraag:
Is het toegestaan om de (dagen rondom) geboortedag van de profeet (vrede zij met hem) aan te grijpen voor het stilstaan bij zijn biografie en deugden?
Antwoord:
Het oordeel over het stilstaan bij de geboortedag van de profeet ﷺ kan onderverdeeld worden in meerdere categorieën. Laten wij beginnen met het benoemen van hetgeen toegestaan is.
Het is toegestaan om op bepaalde dagen rond de geboortedag van de profeet ﷺ stil te staan bij deze belangrijke gebeurtenis, als hiermee het bestuderen van zijn biografie bedoeld wordt , het onder de aandacht brengen van zijn deugdzaamheden en het aanwakkeren van de liefde voor hem in de harten van de moslims. Ook is het toegestaan om op deze dagen een zekere blijdschap en dankbaarheid te tonen voor het feit dat Allah ons heeft begunstigd met de profeet ﷺ, extra Salawat te verrichten, preken en kennisbijeenkomsten te houden.
Het is wel belangrijk om te benadrukken dat er enkel sprake is van zo’n permissie mits er voldaan wordt aan een aantal voorwaarden:
-
Er vinden geen verboden zaken plaats of overdrijving.
-
Men blijft weg bij het verspreiden van verzinsels, zoals het feit dat de profeet ﷺ zijn geboortedag zou bijwonen en dergelijke.
-
Er is geen sprake van een verboden vorm van mengen tussen de mannen en de vrouwen.
-
Er bestaat geen specifieke overtuiging aangaande de dag zelf. Er wordt dus niet geloofd dat de geboortedag een religieuze feestdag is, zoals Eid al-Fitr of Eid al-Adhaa.
De maand Rabi’ al-Awwal en de dagen rond de geboortedag van de profeet ﷺ dient daarentegen gezien te worden als een geweldige kans om stil te staan bij een geweldige dag in de geschiedenis: de dag waarop degene geboren is middels wie Allah de mensheid heeft geleid van de duisternis naar het licht. Het stilstaan bij historische gebeurtenissen, is overigens iets dat niet vreemd is bij de islamitische geleerden. Denk aan hoe imams gewoon zijn om aan het begin van het islamitische jaar de vrijdagpreek te wijden aan de de emigratie van de profeet ﷺ (al-Hidjrah). Tevens wordt er op de 20e dag van de ramadan stilgestaan bij Fath Mekka en spreekt men op de 17e dag van de ramadan over de slag bij Badr.
Op het moment dat men de geboortedag van de profeet ﷺ in dit licht ziet en gebruikt voor voorgenoemde doeleinden, dan spreken wij van een maslahah al-mursalah, oftewel een nuttige zaak waarover de islamitische wetgeving heeft gezwegen; de kwestie is niet specifiek verboden óf toegestaan in de teksten, maar er wordt daarin wel indirect verwezen naar het voordeel van deze kwestie.
In deze context is het ook nuttig om te vermelden dat honderden klassieke imams en geleerden hun Sierah-boeken over het leven van de profeet ﷺ speciaal hebben geschreven opdat deze boeken gedurende deze dagen gelezen konden worden.
-
Tot de Hanbalitische geleerden die dit gedaan hebben, behoren onder meer: at-Toufi (gest. 716 H.), ibn ‘Abdiel Haadie (gest. 744 H.), al-Mardaawie (gest. 885 H.) en ibn Badraan (gest. 1346 H.).
-
Tot de Shaafi’itische geleerden die dit gedaan hebben, behoren onder meer: ibn Kathier (gest. 774 H.), al-‘Iraaqie (gest. 806 H.), ibn Naasir ad-Dien ad-Dimashqieyy (gest. 842 H.), ibn al-Djazarie (gest. 833H.), as-Sakhaawie (gest. 902 H.) en as-Soeyoetie (gest. 911 H.).
-
Tot de Maalikitische geleerden die dit gedaan hebben, behoren onder meer: Aboe-l ‘Abbaas as-Sabti (gest. 601 H.), ibn al-Qattaan al-Faasie (gest. 628 H.), ibn Dihyah as-Sabti (gest. 633 H.), en vele anderen.
En van de Hanafiyyah al-Moelaa ‘Aliyy al-Qari (gest. 1014 H.), Moge Allah hen allemaal genadig zijn.
En deze Schriftgeleerden en tientallen anderen hebben uitgesproken dat het uiten van vreugde en blijdschap, zijn nobele leven bespreken, het vermeerderen van “Salawat” richting de profeet ﷺ, eten beschikbaar stellen, het bijeenkomen om kennis te bestuderen en de profeet ﷺ te prijzen en zaken die hier op lijken tijdens deze dagen, deze zaken behoren tot de goede handelingen.
Deze mensen waren stuk voor stuk grote geleerden in de wetenschappen van Koran, Fiqh en Hadith. Het is dan ook onmogelijk om te beweren dat zij geen kennis van zaken hadden, of hen allen tot dwalenden te verklaren die perken van de Soennah te buiten zijn getreden.
Degenen die meer willen lezen over de (biografie)boeken die specifiek zijn geschreven ter gelegenheid van de geboortedag van de profeet ﷺ, hen verwijs ik naar de geleerde ‘Abdul-Hayy al-Kattaanie (moge Allah hem genadig zijn) (gest. 1382 H.). Hij heeft namelijk een boek geschreven met als titel: “De kennismaking met de boeken die ter gelegenheid van de edele geboortedag zijn geschreven.” In dit boek heeft hij meer dan 120 boekwerken genoemd. Sommige hedendaagse onderzoekers hebben zelfs 272 boeken weten op te sommen die speciaal ter gelegenheid van de geboortedag van de profeet ﷺ zijn geschreven!
Wat betreft de tweede categorie: deze heeft betrekking op hetgeen dat verboden is. Hierbij valt te denken aan het feit dat men de geboortedag van de profeet ﷺ ziet als een aanbidding op zichzelf; dat men de geboortedag gaat beschouwen als een religieus feest, zoals ‘ied al-Fitr of ‘ied al-Adh’aa. Dit is incorrect en niet toegestaan. Men dient géén specifieke ongefundeerde geloofsovertuiging te hebben met betrekking tot de geboortedag.
Het vieren van of stilstaan bij de geboortedag van de profeet ﷺ valt aldus uiteen in twee categorieën:
- Op het moment dat de geboortedag gepaard gaat met verboden en verwerpelijke zaken, dan is dit verboden volgens alle islamitische geleerden.
- Wat betreft het stilstaan bij de geboortedag van de profeet ﷺ door zijn biografie te bestuderen, bijeenkomsten te organiseren om kennis te vergaren over de profeet ﷺ en hem te prijzen en dergelijke, hier bestaan drie bekende uitspraken over:
1- Dat het verboden is,
2- Dat het afgeraden is,
3- Dat dit toegestaan is, mits er geen verboden zaken plaatsvinden en men geen specifieke overtuiging jegens die dag heeft. Deze laatste uitspraak is door vele honderden klassieke geleerden gedaan.
Kortom, degene die – onder voorwaarden – wil stilstaan bij de geboortedag van de profeet ﷺ, die kan dit doen en voor deze uitspraak kunnen diverse bewijzen aangevoerd worden. Hetzelfde kan gezegd worden voor degene die dit juist niet wilt doen en het als verboden ziet; ook dit is een rechtsgeldige uitspraak waar diverse bewijzen voor aan te voeren zijn.
In alle gevallen is het belangrijk om te benadrukken dat er over deze kwestie een legitiem meningsverschil bestaat tussen de islamitische geleerden en dat wij deze kwestie niet groter dienen te maken dan dat deze is. Het staat iedere moslim dan ook vrij om het standpunt in te nemen dat hij of zij het meest correct acht, zónder dat dit leidt tot tweedracht, verketteringen of gevaarlijke aantijgingen. Zo horen wij jaarlijks mensen zeggen dat het stilstaan bij de geboortedag van de profeet ﷺ gelijk staat aan dwaling en het niet volgen van de Soennah. Dit soort aantijgingen zijn zonder enige twijfel onjuist en duiden op een minachting van de islamitische traditie, de woorden van de geleerden alsook de bewijsvoeringen die zij hebben aangehaald. Hetzelfde kan gezegd worden wat betreft degenen die overdrijven in de permissie en stellen dat het niet vieren van de geboortedag duidt op een zwakke liefde voor hem en dat men geen ware volgeling van hem is.
Imam Ibn Taymiyah (gest. 728 H.) is van mening dat het vieren van de geboortedag niet voorgeschreven is, maar desondanks is hij van mening dat in het vieren van de geboortedag een grote beloning kan zitten gezien de intentie van de moslim. Zo zegt hij in zijn boek (Iqtidaae as-Siraat ul-Mustaqim):
“Het verheffen van de geboortedag van de profeet ﷺ en het een moment van festiviteit laten zijn, dit kan gedaan worden door bepaalde mensen en hier kan een grote beloning in zitten gezien hun goede intentie en het verheffen van de (positie van) de profeet ﷺ. Zoals ik eerder heb uitgelegd: als bepaalde mensen dit doen dan kan dit goed zijn, terwijl het slecht is als dit gedaan wordt door de sterke gelovige.”
Neem in acht dat dit de persoonlijke mening van Ibn taymiyyah was, net zoals het toestaan ervan de persoonlijke mening was van vele andere geleerden, en dat het niet is toegestaan de mening van één geleerde te gebruiken om de mening en argumenten van andere gerespecteerde geleerden van Ahloe Soennah daarmee teniet te doen.
Imam ibn Hadjar al-‘Asqalani (gest. 852 H.) zegt:
“De basis van het vieren van de geboortedag is dat het iets nieuws is en niet is verhaald van een van de vrome voorgangers in de eerste drie generaties. Desondanks bevat het goede zaken alsook het tegenovergestelde. Wanneer iemand de goede zaken in acht neemt en wegblijft bij de slechte zaken, dan is dit goed en anders niet.”
(al-Haawi lil Fataawi van as-Suyuti)
Dus in het kort: Het is belangrijk onderscheid te maken tussen de handelingen rondom het gedenken van de geboorte van de profeet ﷺ waar verboden zaken in vermengd zijn en zaken waarbij geen verboden zaken vermengd zijn, en om te weten dat over het tweede een legitieme meningsverschil bestaat onder Ahloe Soennah, en dat het daarom verkeerd is elkaar tot dwalenden te verklaren vanwege dit meningsverschil.
Moge Allah ons leiden tot Zijn tevredenheid en onze harten verzamelen op de liefde voor Hem en Zijn profeet.
Vraag:
Hoe kunnen wij iets doen wat de metgezellen noch hun volgelingen hebben gedaan? Houden wij dan meer van de Profeet ﷺ dan zij?!
Antwoord:
Ten eerste: dat de metgezellen iets nalaten duidt niet op een verbod, aangezien zij (moge Allah tevreden over hen zijn) niet alle aanbevolen zaken hebben verricht noch elke toegestane zaak. Dus dat zij het hebben nagelaten is geen bewijs op zich, zoals de usūl-geleerden hebben bevestigd. Er is dus geen verbod noch belemmering, behalve wanneer de Wetgever expliciet wijst op een verbod of dat er een bewijslast is waarin diegene, die de betreffende daad verricht, wordt berispt. En wanneer deze beide zaken ontbreken, terwijl de betreffende zaak geschaard kan worden onder een algemene, fundamentele noemer, of een stelregel waar de Islamitische legislatie op duidt, waarbij de betreffende kwestie vrij is van enig nadeel of enige schadelijkheid, zowel vanuit het Wereldse perspectief als het Hiernamaals-perspectief, waarbij er ook nog eens een gemeenschappelijke reeël voordeel in zit = dan is het vrij van innovatie, en behoort het tot de goede zaken waarvoor men wordt beloond indien het gedaan wordt.
al-Allamah Ibn al-Khadim al-Ya’qūbī al-Mālikī zei (gedicht):
فلا يُقالُ كُلُّ مَا السَّلَفُ لَمْ
يَـفْـعَـله بـدعـة قَبِيحَة تُذَمْEr wordt dus niet gezegd: ‘alles wat de Selef (vrome voorgangers) niet
deden is een afkeurenswaardige, en een ernstige bid’ah’
Ten tweede: deze vraag zou correct zijn geweest wanneer deze gesteld zou worden aan iemand die gelooft dat de Mawlid een aanbidding op zichzelf is, waarbij hij het een specifieke status geeft. Deze overtuiging zou het een bid’ah kunnen maken, aangezien het specificeren van een specifieke beloning voor die bepaalde zaak een bewijslast nodig heeft ter bevestiging. Echter degene die het ziet als een algemeen voordeel, en als een gewoonte die wordt aangehouden om de mensen kennis te laten maken met de profeet ﷺ en de harten naar hem toe te laten keren; in dat geval is dit slechts een inhoudloze vraag!
Dit omdat het “algemene voordeel” ( al-maslahah al-mursalah ) als een op zichzelf staande bewijslast (dalil) wordt beschouwd. En met betrekking tot dergelijke kwesties behoeft men geen specifieke overleveringen van de vrome voorgangers. En sinds jaar en dag faciliteren de geleerden in het vergemakkelijken van de aanbiddingen en wat daar toe leidt ter implementatie van de religie, middels het argument van het algemene voordeel, ook al is er over die specifieke zaak niks overgeleverd van de vrome voorgangers. Middels deze bewijsvoering zijn de moslims ook islamitische universiteiten, islamitische scholen, Koran-scholen en educatieve zittingen gaan opzetten. Daarnaast zijn als gevolg daarvan ook boeken geschreven, en is kennis verwerkt in dichtvorm zodat de studenten het memoriseren. En zo zijn ook de minaretten gebouwd zodat de adhān meer bereik zou krijgen en zodat de moskeeën herkend zouden worden.
Ten derde: veel van wat de vrome voorgangers niet hebben gedaan, was ook geen reden voor destijds. Dit vanwege hun hoge status in Imān, en datgene wat hen Allah doet gedenken. Maar toen de imams van de Islam de lage Imān opmerkten bij de mensen, vergeleken bij die van de vrome voorgangers, stonden zij sommige handelingen voor hen toe, terwijl hun voorgangers dit niet hadden gedaan. Aangezien zij meer nodig hebben wat hen Allah en Zijn Boodschapper doet laten gedenken, wat hun band doet versterken met hun religie, en wat hun relatie met de Islam nieuw leven inblaast, middels verschillende manieren. Ware het niet zo, dan zouden we ons houden aan de mening dat Koran-wedstrijden en andere religieuze wedstrijden niet toegestaan zijn, bijvoorbeeld.
Ten vierde: dit behoort tot de stelregel waarin geldt: de middelen volgen het oordeel van de beoogde doelen. Dus als het doel goed is, dan wordt het ernaar toe leidende middel ook als iets goeds gezien, en zo niet dan niet.
En Allah weet beter.
Lees ook:
Het artikel in het Arabisch.
Sheikh Ilyas el Yousfi