Mag er Djanazah-gebed worden verricht als niemand kan bevestigen dan hij de Shahadah heeft uitgesproken?

Vraag:
Als een niet-moslim bezig is met het verdiepen in de Islam, leeft als een moslim en het gebed verricht en daarna komt te overlijden, maar niemand kan bevestigen dat hij de shahada heeft uitgesproken. Mag er dan voor hem een Djanazah-gebed worden verricht? En hoort deze persoon een islamitische uitvaart te krijgen?

Antwoord:
Alle lof zij Allah, en vrede en zegeningen zij met Zijn profeet Mohammed, zijn familie, metgezellen en iedereen die hen in het goede volgt tot aan de Laatste Dag.

De islamitische jurisprudentie geleerden (fuqahā’) vermeldden dat men op drie manieren kan vaststellen dat iemand moslim is:

1) Middels expliciete aanduiding: dat is wanneer een persoon de Shahādatayn (de twee geloofsgetuigenissen) met duidelijkheid aflegt.

2) Middels navolging: dit houdt in dat de volger van een andere persoon hetzelfde oordeel toekomt als hem (de gevolgde persoon). Bijvoorbeeld in het geval van een kind dat zijn niet-moslim ouders volgt wanneer zij zich bekeren tot de Islam. Het kind krijgt na de bekering van één van zijn ouders of allebei hetzelfde oordeel als zij: namelijk dat hij moslim is.

3) Middels impliciete aanduiding: dit is het geval wanneer het tot iemands handelingen behoort dat hij een praktische daad van aanbidding verricht die duidt op iemands toetreding tot de islam, zoals bijvoorbeeld het gebed en het verrichten van aanbiddingen die niet voorkomen in andere religies.

Zo zei al-Imām ad-Dassūqī al-Mālikī in zijn uitleg op ‘Khalīl’:

“Imam Malik werd gevraagd over een niet-moslim tegen wie er werd gezegd te bidden, waarop hij bidt en daarna komt te sterven. Dient het dodengebed voor hem verricht te worden?”
Waarop de Imām antwoordde: “Jazeker, want wie het gebed verricht is moslim geworden.”

De Profeet (vrede zij met hem) heeft gezegd: “Wie onze gebeden verricht en zich tot onze Qiblah (gebedsrichting) richt, dat is de moslim die in aanmerking komt voor de bescherming van Allah.”

(Hashiyat ad-Dasuqi `ala sharh al-kabir)

Ook zei Al-Imām Ibnu Nudjaym al-Hanafī:

“Wanneer een niet-moslim een aanbidding verricht die ook voorkomt bij andere religies, betekent nog niet dat hij daarmee moslim is. Maar wanneer hij daarentegen een aanbidding verricht die slechts voorbehouden is voor de Islam, dan is hij daarmee een moslim. Zelfs als het een daad betreft dat behoort tot de middelen voor [het kunnen verrichten van] een aanbidding, zoals de Tayammoem (droge wassing), alsook daden die behoren tot de doelstellingen [van deze middelen], zoals het gezamenlijke gebed, een complete bedevaart, de gebedsoproep in de moskee en het reciteren van de Koran.”

(al-Bahr ar-Rā’iɋ)

En zo zegt al-Imām al-Hadjāwī al-Hanbalī:

“Wanneer hij (de niet-moslim) het gebed verricht dan wordt hij beoordeeld als een moslim. Als een niet-moslim, ongeacht van welke categorie, in een moslimland of elders, hetzij het gezamenlijke of individuele gebed verricht, in de moskee of elders, dan wordt hij beoordeeld als moslim. Wanneer hij dus komt te overlijden nadat hij een gebed heeft verricht, dan dient hij te worden gewassen, het dodengebed voor verricht te worden en begraven te worden op onze begraafplaatsen.”

(Zād al-Mustaɋniʿ)

En al-Imām Ibn Qudāma al-Hanbalī zei:

“Als de niet-moslim het gebed heeft verricht, dan wordt hij beoordeeld als moslim.”

(al-Mughnī)

Kortom, degenen waarover niet vast te stellen is dat hij de expliciete geloofsbelijdenis heeft afgelegd (uitgesproken), maar waarover bekend is dat hij bepaalde daden van aanbidding verrichtte die duiden op het zijn van een moslim, dan wordt hij beoordeeld als moslim en dient beoordeeld en behandeld te worden zoals alle moslims.

Sheikh Ilyas el Yousfi

To top