De Profeet (vrede zij met hem) zegt:
“Als iemand over wiens geloof en karakter jullie tevreden zijn (om de hand van één van jullie dochters) vraagt, huw (jullie dochter) dan aan hem. Want als jullie dit niet doen, zal Fitnah (morele verval) zich voordoen op de aarde en zal zedenloosheid zich wijd verspreiden.”
(at-Tirmidhie)
Onder vele jongeren bestaat er een misconceptie over deze overlevering. Zij denken namelijk dat de keus om wel of niet met iemand te trouwen zich beperkt tot deze twee genoemde zaken in de overlevering (geloof en karakter). Afgezien van de authenticiteit van deze overlevering kan hier niet uit opgemaakt worden dat wanneer een vrouw niets aan te merken heeft op het geloof of gedrag van een man zij hierdoor verplicht is om met hem te trouwen.
De twee genoemde eigenschappen vormen uiteraard de basis in de keus van de vrouw om wel of niet met iemand te trouwen, maar er zijn ook andere factoren waar zij de man op kan afwijzen. Het kan dan gaan om zaken die ervoor zorgen dat de vrouw niet met een gerust hart het huwelijk in kan treden en niet kan garanderen dat hun onderlinge harmonie en genegenheid gewaarborgd kan worden. Een voorbeeld hiervan is dat de vrouw een man afwijst omdat zij zich niet tot hem voelt aangetrokken, niet tevreden is met zijn uiterlijk of een andere kijk heeft op zaken.
Het bewijs hiervoor is dat de Islam het heeft voorgeschreven voor de man en de vrouw om elkaar te zien wanneer zij eventueel met elkaar willen trouwen. Zo zei de Profeet (vrede zij met hem):
“Wanneer iemand van jullie een vrouw wilt huwen en in staat is om te kijken naar hetgeen hem uitnodigt tot het huwen van haar, dan dient hij dit te doen.”
(Aboe Daawoed)
Beperkt het zich tot het geloof en karakter van een persoon, dan had het geen enkele meerwaarde om elkaar van te voren te zien. En toen Faatimah Bintoe Qays ten huwelijk werd gevraagd door onder andere Moecaawiyah – op wiens geloof en gedrag niets aan te merken viel – zei de Profeet (vrede zij met hem) tegen haar:
“Moe‘aawiyah is een arme persoon die geen geld heeft.”
(Moeslim)
Deze overleveringen leren ons dat het de vrouw dus gegeven is om meerdere factoren in ogenschouw te nemen bij haar keus, zoals: uiterlijk, bezit, gewoontes en dergelijke zaken. Het draait er immers om dat de doelstellingen van het huwelijk bewerkstelligd worden. En hetzelfde geldt voor de man. Ook hij heeft het goed recht om iemand af te wijzen op grond van iets anders dan de twee genoemde factoren. Zo staat er in het werk “Sharh Moentaha al-Iraadat”, boekdeel 2, blz.621 het volgende:
“Het is hem voorgeschreven om te kiezen voor de knappe vrouw. Dit brengt zijn ziel meer tot rust, zorgt ervoor dat de blik wordt neergeslagen en is completer voor de onderlinge harmonie. En om deze reden is het toegestaan om vóór het huwelijk naar de vrouw te kijken.”
Kortom, het draait bij het kiezen van een huwelijkspartner dus niet alleen om het geloof en het gedrag. Hoewel het ongetwijfeld de hoofdfactoren zijn waartoe men een afweging maakt, zijn het bij lange na niet alle factoren.
Sheikh Ilyas el Yousfi