Al-imam Ibn ‘Abd al-Barr al-Maliki (463H.) zei: “Ik heb meerdere van mijn leermeesters horen vertellen dat toen Al-Ghazi b. Qays (199H.) naar Al-Medina reisde, hij in de zittingen van Malik gezeten heeft (om Hadith te vernemen), en de Qur’an heeft voorgedragen onder begeleiding van Nāfi’ De deskundige reciteur.
Toen hij de eerste keer binnenkwam in Al-Medina, in de Moskee van de Profeet (vrede zij met hem) – trad (al-Imam) Ibn Abi Dhi’b (159H.) de moskee binnen en ging zitten, zonder dat hij (de aanbevolen) twee gebedseenheden had gebeden. Daarop sprak Al-Ghazi hem aan (terwijl hij nog een beginnende leerling) en zei: Hé jij, sta op en bid twee gebedseenheden! Dat je gaat zitten zonder het Tahiyyat ul-Masdjid, behoort tot de onwetendheid – of iets dergelijks in die hardvochtige trant.
Hierop stond al-Imam Ibn Abi Dhi’b op en bad het Tahiyyat ul-Masdjid, en ging vervolgens weer zitten. Toen het (gezamenlijke) gebed eenmaal eindigde, ging hij leunend zitten en verzamelden de mensen zich om hem heen. Toen Al-Ghazi dit zag, begon hij zich te schamen en had hij spijt, en vroeg vervolgens over deze man.
Er werd hem verteld dat dit Ibn Abi Dhi’b is, één van de grote vooraanstaande imams van Al-Medina. Daarop stond Al-Ghazi op om zich te excuseren bij Ibn Abi Dhi’b. Daarop antwoordde Ibn Abī Dhi’b: “Geeft niks mijn broeder, je hebt mij (slechts) tot iets goeds aangespoord, en ik gaf daar gehoor aan.” ( at-Tamhid)
Al-imam Ash-Shatibi (Rah’imahullāh) zei:
“De student laten wennen aan het enkel bestuderen van één wetschool of mening, 𝗸𝗮𝗻 𝗲𝗿 𝘄𝗲𝗹𝗹𝗶𝗰𝗵𝘁 𝘃𝗼𝗼𝗿 𝘇𝗼𝗿𝗴𝗲𝗻 𝗱𝗮𝘁 𝗺𝗲𝗻 𝘃𝗲𝗿𝗯𝗮𝘇𝗲𝗻𝗱 𝗼𝗳 𝗮𝗳𝗸𝗲𝘂𝗿𝗲𝗻𝗱 𝗿𝗲𝗮𝗴𝗲𝗲𝗿𝘁 𝗼𝗽 𝗮𝗹𝗹𝗲𝘀 𝘄𝗮𝘁 𝗻𝗶𝗲𝘁 𝗶𝗻 𝗹𝗶𝗷𝗻 𝗶𝘀 𝗺𝗲𝘁 𝗱𝗲 𝘄𝗲𝘁𝘀𝗰𝗵𝗼𝗼𝗹 𝗼𝗳 𝗺𝗲𝗻𝗶𝗻𝗴 𝗱𝗶𝗲 𝗵𝗶𝗷 𝗵𝗲𝗲𝗳𝘁 𝗴𝗲𝗹𝗲𝗲𝗿𝗱, 𝘇𝗼𝗹𝗮𝗻𝗴 𝗵𝗶𝗷 𝗱𝗲 𝗼𝗻𝗱𝗲𝗿𝗯𝗼𝘂𝘄𝗶𝗻𝗴 𝘃𝗮𝗻 𝗱𝗲 𝗮𝗻𝗱𝗲𝗿𝗲 𝗺𝗲𝗻𝗶𝗻𝗴 𝗻𝗶𝗲𝘁 𝘁𝗲 𝘄𝗲𝘁𝗲𝗻 𝗶𝘀 𝗴𝗲𝗸𝗼𝗺𝗲𝗻. 𝗗𝗶𝘁 𝘇𝗮𝗹 𝗼𝗽 𝘇𝗶𝗷𝗻 𝗯𝗲𝘂𝗿𝘁 𝗲𝗿 𝘄𝗲𝗲𝗿 𝘃𝗼𝗼𝗿 𝗸𝘂𝗻𝗻𝗲𝗻 𝘇𝗼𝗿𝗴𝗲𝗻 𝗱𝗮𝘁 𝗺𝗲𝗻 𝗺𝗶𝗻𝗮𝗰𝗵𝘁𝗶𝗻𝗴 𝗵𝗲𝗲𝗳𝘁 𝗷𝗲𝗴𝗲𝗻𝘀 𝗶𝗺𝗮𝗺𝘀 𝘄𝗮𝗮𝗿𝗼𝘃𝗲𝗿 𝗲𝗲𝗻 𝗰𝗼𝗻𝘀𝗲𝗻𝘀𝘂𝘀 𝗯𝗲𝘀𝘁𝗮𝗮𝘁 𝗼𝘃𝗲𝗿 𝗵𝘂𝗻 𝘀𝘁𝗮𝘁𝘂𝘀, 𝗵𝘂𝗻 𝘃𝗼𝗼𝗿𝗮𝗮𝗻𝘀𝘁𝗮𝗮𝗻𝗱𝗲 𝗽𝗼𝘀𝗶𝘁𝗶𝗲 𝗶𝗻 𝗱𝗲 𝗜𝘀𝗹𝗮𝗺, 𝗵𝘂𝗻 𝗲𝘅𝗽𝗲𝗿𝘁𝗶𝘀𝗲 𝗶𝗻𝘇𝗮𝗸𝗲 𝗱𝗲 𝗱𝗼𝗲𝗹𝗲𝗻 𝘃𝗮𝗻 𝗱𝗲 𝗜𝘀𝗹𝗮𝗺𝗶𝘁𝗶𝘀𝗰𝗵𝗲 𝗷𝘂𝗿𝗶𝘀𝗽𝗿𝘂𝗱𝗲𝗻𝘁𝗶𝗲, 𝗲𝗻 𝗱𝗲 𝗯𝗲𝘁𝗲𝗸𝗲𝗻𝗶𝘀𝘀𝗲𝗻 𝗱𝗮𝗮𝗿𝘃𝗮𝗻.”
Hij zei ook: “𝗛𝗲𝘁 𝗰𝗹𝗮𝗶𝗺𝗲𝗻 𝘃𝗮𝗻 𝗲𝗲𝗻 𝗺𝗲𝗻𝗶𝗻𝗴𝘀𝘃𝗲𝗿𝘀𝗰𝗵𝗶𝗹 𝗶𝗻 𝗲𝗲𝗻 𝗯𝗲𝗽𝗮𝗮𝗹𝗱𝗲 𝗸𝘄𝗲𝘀𝘁𝗶𝗲, 𝘄𝗮𝗮𝗿𝗶𝗻 𝗴𝗲𝗲𝗻 𝗺𝗲𝗻𝗶𝗻𝗴𝘀𝘃𝗲𝗿𝘀𝗰𝗵𝗶𝗹 𝗯𝗲𝘀𝘁𝗮𝗮𝘁, 𝗶𝘀 𝗳𝗼𝘂𝘁, 𝗻𝗲𝘁 𝘇𝗼𝗮𝗹𝘀 𝗱𝗮𝘁 𝗵𝗲𝘁 𝗰𝗹𝗮𝗶𝗺𝗲𝗻 𝘃𝗮𝗻 𝗲𝗲𝗻 𝗰𝗼𝗻𝘀𝗲𝗻𝘀𝘂𝘀 𝗶𝗻 𝗲𝗲𝗻 𝗸𝘄𝗲𝘀𝘁𝗶𝗲 𝘃𝗮𝗻 𝗺𝗲𝗻𝗶𝗻𝗴𝘀𝘃𝗲𝗿𝘀𝗰𝗵𝗶𝗹 𝗻𝗶𝗲𝘁 𝗮𝗰𝗰𝗲𝗽𝘁𝗮𝗯𝗲𝗹 𝗶𝘀.”( al-Muwāfaqāt)
En het is niet verplicht voor elk individu om de meningsverschillen te (ver)kennen. Sterker nog; dat kan hem schaden en in de war brengen in het begin van zijn leertraject.
Al-imam Ibn ‘Abd Al-Barr zei:
“Kennis opdoen kent zijn niveaus en fases. Niemand zou (één of meer van) deze moeten overslaan, en wie dat toch doet; diegene heeft zich van het pad en de methodiek van onze Voorgangers – Rah’imahumullāh afgewend, en wie zich willens en wetens van hun pad afwendt, is afgedwaald, en wie zich daarvan afwendt terwijl hij zich in heeft gespannen (om hun pad wél te volgen), heeft een misstap gemaakt.”
𝗘𝗰𝗵𝘁𝗲𝗿, 𝘄𝗮𝘁 𝗺𝗲𝗻 𝘇𝗼𝘂 𝗺𝗼𝗲𝘁𝗲𝗻 𝗱𝗼𝗲𝗻 𝗶𝘀; 𝗵𝗲𝘁 𝗿𝗲𝘀𝗽𝗲𝗰𝘁𝗲𝗿𝗲𝗻 𝘃𝗮𝗻 𝗱𝗲 𝘃𝗲𝗿𝘀𝗰𝗵𝗶𝗹𝗹𝗲𝗻𝗱𝗲 𝘂𝗶𝘁𝘀𝗽𝗿𝗮𝗸𝗲𝗻 𝗲𝗻 𝗺𝗲𝗻𝗶𝗻𝗴𝗲𝗻 𝘃𝗮𝗻 𝗱𝗲 𝗴𝗲𝗿𝗲𝗻𝗼𝗺𝗺𝗲𝗲𝗿𝗱𝗲 𝗜𝗺𝗮𝗺𝘀, 𝗲𝗻 𝗵𝗲𝘁 𝗻𝗶𝗲𝘁 𝗮𝗳𝗸𝗲𝘂𝗿𝗲𝗻 𝘃𝗮𝗻 𝗱𝗲𝘇𝗲 𝘀𝘁𝗮𝗻𝗱𝗽𝘂𝗻𝘁𝗲𝗻, 𝗽𝘂𝘂𝗿 𝗼𝗺𝗱𝗮𝘁 𝗱𝗶𝗲 𝗮𝗻𝗱𝗲𝗿𝗲𝗻 𝗲𝗲𝗻 𝗮𝗻𝗱𝗲𝗿𝗲 𝗺𝗲𝗻𝗶𝗻𝗴 𝗵𝗲𝗯𝗯𝗲𝗻 𝗱𝗮𝗻 𝗱𝗲 𝗯𝗲𝗸𝗲𝗻𝗱𝗲/𝗮𝗮𝗻𝗴𝗲𝗹𝗲𝗲𝗿𝗱𝗲 𝗺𝗲𝗻𝗶𝗻𝗴 𝗯𝗶𝗷 𝗵𝗲𝗺.
Imam Ibn Taymiyah zegt:
“Wie slechts de uitspraak en het bewijs van één geleerde kent en niet die van anderen, is één van de leken. Hij behoort dus niet tot de geleerden die Tardjieh (kunnen) verrichten en meningen bediscussiëren.”
(Madjmoeʿ ul-Fataawa)
𝗭𝗮𝗸𝗲𝗻 𝘄𝗮𝗮𝗿𝗯𝗶𝗷 𝗲𝗿 𝗲𝗲𝗻 𝗮𝗳𝘄𝗲𝗴𝗶𝗻𝗴 𝘁𝘂𝘀𝘀𝗲𝗻 𝗺𝗲𝗻𝗶𝗻𝗴𝘀𝘃𝗲𝗿𝘀𝗰𝗵𝗶𝗹𝗹𝗲𝗻 𝗺𝗼𝗲𝘁 𝘄𝗼𝗿𝗱𝗲𝗻 𝗴𝗲𝗺𝗮𝗮𝗸𝘁 𝗼𝗳 𝗺𝗲𝗻𝘀𝗲𝗻 𝗺𝗼𝗲𝘁𝗲𝗻 𝘄𝗼𝗿𝗱𝗲𝗻 𝗴𝗲𝗰𝗼𝗿𝗿𝗶𝗴𝗲𝗲𝗿𝗱 𝗼𝗺𝘁𝗿𝗲𝗻𝘁 𝗴𝗲𝗱𝗲𝘁𝗮𝗶𝗹𝗹𝗲𝗲𝗿𝗱𝗲 𝘃𝗿𝗮𝗮𝗴𝘀𝘁𝘂𝗸𝗸𝗲𝗻 𝗯𝗲𝗵𝗼𝗿𝗲𝗻 𝗻𝗶𝗲𝘁 𝘁𝗼𝘁 𝗱𝗲 𝗯𝗲𝘇𝗶𝗴𝗵𝗲𝗱𝗲𝗻 𝘃𝗮𝗻 𝗯𝗲𝗴𝗶𝗻𝗻𝗲𝗿𝘀 𝗲𝗻 𝗹𝗲𝗸𝗲𝗻. Imam an-Nawawi zei in zijn uitleg op de hadith ‘Wie van jullie iets verwerpelijks ziet, laat hem het dan veranderen’:
“Het verwerpen van iets slechts en aansporen tot iets goeds dient slechts gedaan te worden door degenen die kennis hebben over hetgeen waartoe zij aansporen of verwerpen. Hierin wordt er onderscheid gemaakt tussen twee zaken:
– Wat betreft datgene (waartegen gewaarschuwd of toe opgeroepen wordt) behoort tot de duidelijke verplichtingen en bekende verboden zaken, zoals het gebed, het vasten, zinaa, het nuttigen van alcohol en dergelijke, elke moslim wordt daarin beschouwd als een geleerde (persoon);– Maar wat betreft de gedetailleerde handelingen en uitspraken en de zaken die gepaard gaan met al-idjtihaad (rechtsvinding), hiertoe hebben de leken geen toegang en zij mogen zich niet wagen aan het verwerpen van dergelijke zaken. Dit is slechts toegeschreven aan de Schriftgeleerden.”
[ al-Minhaaj Sharhu Sahih Muslim]
Voor de leek is het slechts verplicht om de mening van een erkende geleerde of wetschool (die door duizenden geleerden is gevormd) te leren, zodat hij zijn dagelijkse aanbiddingen correct kan uitvoeren.
Sheikh Ilyas el Yousfi